Abstract
In de zaak van 4 september 2015 werd aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of een voormalige erfpachter van de gemeente Arnhem, die de bloot eigendom had verworven, door verjaring eigenaar was geworden van een aangrenzend stuk grond. Naar aanleiding van deze Arnhemse ex-erfpachter gaan wij nader in op de benodigde duur van het bezit en de inhoud van het ‘openbaar en ondubbelzinnig bezit’, zoals dat in de rechtspraak bij verjaringsclaims wordt vereist. Ten slotte bespreken wij de rechtspositie van de beperkt gerechtigde die extra grond gaat gebruiken.
Original language | English |
---|---|
Pages (from-to) | 587-590 |
Journal | WPNR (Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie) |
Issue number | 7115 |
Publication status | Published - 30 Jul 2016 |